Aantal imkers groeit, maar bloemen blijven achter
In de aanloop naar het bijenseizoen klinkt er een genuanceerde waarschuwing vanuit de imkerwereld. Jan Enne Dees, al veertig jaar actief als imker en bijenexpert, ziet het aantal beginnende imkers toenemen, maar maakt zich zorgen over het beschikbare voedselaanbod voor bijen. “Er zijn simpelweg te veel bijenhouders op plekken waar te weinig te halen is,” zegt Dees.
Van cursus tot kasthouder
Dees is betrokken bij de imkervereniging in Zuidlaren, die zich bevindt op een bloemrijk terrein bij een voormalige waterzuiveringsinstallatie. Het gebouw doet deels dienst als levend museum, met oude en moderne imkerbenodigdheden zoals slingers, beschermkappen en roestvrijstalen emmers. “De animo voor cursussen is groot,” vertelt Dees. “Landelijk worden jaarlijks ruim 1300 mensen opgeleid tot imker. Maar de vraag blijft: waar moeten al die nieuwe bijenvolken hun voedsel vandaan halen?”
Bijen zijn kieskeurig in hun voedselkeuze
Volgens Dees wordt die vraag steeds urgenter. In natuurgebieden zoals het Drentsche Aa-gebied is weinig voor bijen te vinden, en ook akkers leveren vaak niet genoeg. Heidevelden, zoals bij de Strubben in Schipborg, vormen een uitzondering. Bloemenperken langs akkers helpen, maar zijn zelden structureel. “Bijen zijn bloemvast,” legt Dees uit. “Ze zoeken gericht naar bloemen met veel stuifmeel. Zijn die er niet, dan verdwijnen ze weer. Hommels zijn daarin minder kieskeurig.”
Bedreigingen van buitenaf
Naast voedselschaarste maakt Dees zich zorgen over ziektes en bedreigingen van buitenaf. “Er is te weinig controle. Vergunningen voor het verplaatsen van bijenkasten zijn in Nederland nauwelijks geregeld. In Duitsland moet je zelfs voor verplaatsing toestemming vragen.” Volgens Dees vergroten open grenzen de kans op ziekten en plagen. De Aziatische hoornaar en de kleine kastkever zijn volgens hem voorbeelden van soorten die vanuit het buitenland zijn binnengekomen en schade kunnen aanrichten in bijenvolken.
Imkers verplaatsen bijen naar betere locaties
Zelf woont Dees in Schipborg en houdt hij zijn bijen in kasten achter zijn huis. De bijen vliegen daar op de heide. Wanneer de voedselvoorziening lokaal niet toereikend is, worden de kasten soms verplaatst, bijvoorbeeld naar een boer met bloeiend koolzaad. “Zodra het bloeit, gaan de kasten mee. Anders eten de bijen hun eigen honing weer op.”
Van hobby tot vak
Het bijenhouden is de afgelopen decennia sterk veranderd. Waar het veertig jaar geleden nog vooral een kleine hobby was met beperkte scholing, is het nu een landelijk georganiseerde activiteit. Samen met collega’s begon Dees twintig jaar geleden met het opzetten van cursussen in Drenthe. Die aanpak heeft zich inmiddels over het hele land verspreid.
“We willen ze allemaal in leven houden”
Toch blijft het evenwicht precair. “Het gaat eigenlijk best goed met de bijen,” zegt Dees. “Ze geven doorgaans een zwerm per seizoen, waardoor je van één volk twee volken krijgt. Maar dat betekent niet dat er ook twee keer zoveel voedsel is. Daar wringt het.”
Volgens Dees is zorgvuldigheid essentieel: goede verzorging, hygiëne en voldoende voedsel bepalen de overlevingskans van een volk. “In de natuur sterft de helft van de bijen in de winter. Maar wij mensen willen ze allemaal behouden. Daar komt verantwoordelijkheid bij kijken.”
